donderdag 8 mei 2014

Donderdag 8 mei - Lieve Kevin

Lieve Schat,

3 jaar geleden was 8 mei Moederdag. Jij lag in het WKZ, het was drieënhalve week na de beenmergtransplantatie. Boven ieders verwachting ging het heel goed met je, de cellen waren al mooi aan het "opkomen" en er deden zich geen gekke complicaties voor. De dokter sprak voorzichtig over een proefverlof. Je greep dat meteen aan want dat vond jij het mooiste cadeau wat je mij kon geven: thuis zijn met Moederdag. De dokter had eigenlijk een wat langere termijn in gedachten maar kon jouw smeekbedes ("mijn moeder zou dat echt fantastisch vinden") en beloftes ("ik zal goed eten en op tijd rusten") in combinatie met jouw trouwe hondenogen en allerliefste lach, niet weerstaan. En zo kwam het dat je zaterdag naar huis mocht en zondagavond weer terug moest zijn. Via internet had je een cd van Bløf voor me gekocht. Later, toen je dagelijks naar Utrecht moest voor de bestraling, had ik altijd deze cd aanstaan in de auto. Nog altijd ligt deze in mijn auto, samen met het door jouw geschreven briefje wat je erbij had gestopt.
Opeens is het er weer deze week: dat misselijkmakende gevoel als ik naar je foto kijk. Het gat in mijn lijf wat enigszins gedicht was lijkt weer opengereten, pijn en verdriet stroomt naar binnen en neemt langzaam bezit. Ik mis je zo. We missen je allemaal zo.

Als ik met iemand in gesprek ben die mijn verhaal niet kent dan komt vaak De Vraag. De vraag hoe oud mijn kinderen zijn. Ik weet dat die vraag komt, het is nl. een heel erg voor de hand liggende vraag. En toch word ik er elke keer door overvallen. Het zijn mijn eigen gedachten die me het antwoorden moeilijk maken. Mijn antwoord is afhankelijk van de persoon, de plek en van mijn eigen gemoedstoestand. Maar het schiet vooral door mijn hoofd: hoe ga ik het zeggen?  Hoe ga ik iemand zeggen dat ik een fantastische dochter heb van 16 en een geweldige zoon van 17 die twee jaar geleden is overleden? De vraagsteller verwacht een dergelijk antwoord nooit en te nimmer. Ondanks mijn voorzichtigheid heb ik toch een aantal keer iemand knock out geslagen, verbaal dan welteverstaan. Dan klapt iemand dicht en is er geen gesprek meer mogelijk en weet ik dat ik diegene een slechte dag heb bezorgd. Soms schrikt iemand niet van de tranen in mijn ogen, pakt mijn hand en volgt er een onverwacht, fijn gesprek. Zeker als ik iets meer met iemand te maken heb, vind ik het fijn als ze dit van mij weten, het hoort nu bij mij.
Sinds jij er niet meer bent is alles zo anders, niets is meer zeker en alles kan. De vanzelfsprekendheid is weg net als de belangrijkheid van dingen. Niet dat ik nonchalant, roekeloos of onverschillig leef, dat past niet bij me. Ook ik ga mee in de waan van de dag en vliegen de weken, maanden voorbij.
Ik heb ervaren dat het leven zo maar over kan zijn, dat heeft de veiligheid van het bestaan aangetast. Een bepaalde mate van "laissez-faire" moet je me dan ook maar vergeven.